Lang, heel lang heb ik voor de dood weggekeken. Het kwam wel eens voorbij maar het was altijd iets dat bij anderen gebeurde. Er werd ook niet over gepraat in mijn gezin toen ik jong was of als dat wel gebeurde dan ging het gepaard met dikke tranen en veel lijden. Het maakte dat ik er liever niets mee te maken wilde hebben en nog veel liever wegkeek dan het aangaan. Tot het moment kwam dat ik eraan moest geloven. Mijn moeder werd ernstig ziek en tijd kreeg een andere betekenis.
Hoewel eigenlijk snel duidelijk werd dat dood en alles wat erbij hoort van de lange naar de korte baan verschoof, was de wens van mama hier zo min mogelijk over te hebben. ‘Ik ben aan het helen.’, ‘Ssst, je weet wel wat ik straks wil. Laten wij het over iets anders hebben.’ Daar geef je dan gehoor aan. En heb je het er niet over.
Mama overleed en van het de eerste weken tot het eerste jaar na haar dood heb ik zelf weinig meegekregen. Ik overleefde in plaats van leven. Wat tot mijn schrik gebeurde, is dat ik een extreme angst voor de dood creëerde met af en toe een paniekaanval erbij.
Gedachten als ‘Ik kan de kinderen nog niet hier laten’, ‘Wat herinneren de kinderen van mij als ik er niet meer ben’, ‘De kinderen zijn nog zo jong om zonder moeder te leven’. De drive om ze in sneltreinvaart een basis voor vertrouwen te geven zodat ze het straks ‘alleen’ doen werd hoog.
Eerlijk, ik zat er bovenop. Momenten creëren met de kinderen om zoveel mogelijk bij ze te zijn. Met ze delen wat ze voor mij betekenen. Knuffelen en kusjes uitdelen tot het volgens hen ‘Nu is het wel even genoeg hoor mam!’. Ik vond de dood zo definitief en eng dat ik er alles aan deed om het moment voor te zijn mocht het mij inhalen.
Tegelijkertijd ging ik mijn verdriet en gemis aan. Ik accepteerde stap voor stap dat liefde in verschillende vormen bestaat. Mama was lichamelijk wel weg maar ze is er nog altijd. In mij, in mijn vader, in mijn broer, in mijn zus. In de mensen die haar gekend hebben. Ze is er als ik haar nodig heb. Ik hoef haar slechts aan te roepen en ik voel haar bij mij. Letterlijk. Dan kroelt ze met haar neus tegen mij aan en snuffelt ze aan mij. Of ze legt haar hand op mijn linkerschouder.
Ook begon ik meer en meer naar mijn innerlijke stem te luisteren. Door middel van tarot accepteerde ik mijn fijngevoeligheid en de gave dat ik dingen kan weten zonder enige voorkennis of aanleiding. Ik stel mij meer open dat er meer tussen hemel en aarde is. En bekijk het menselijk leven als een onderdeel van een zielenleven. Waarin verleden, heden en toekomst allemaal tegelijkertijd in het nu plaatsvinden. Perspectieven die ik nooit voor mogelijk heb gehouden en die zich steeds meer aan mij openbaren. Inclusief signalen, verhalen en ervaringen dat er een wereld is die je kan betreden als je uit je hoofd stapt en je hart het ritme laat aangeven.
Is mijn angst voor de dood weg? Nee, zeker niet. Hoewel ik weet dat ik de dood zelf al vaker, gedwongen en ongedwongen, heb meegemaakt vind ik het nog steeds spannend. Want wat als of als er toch niets is en dit het is? Ik weet dat het hoofdbrekens zijn die uit mijn leven stammen dat ik de dood negeerde. Dit heeft ruimte nodig. Accepteren of ik de ruimte wel of niet haal om ermee senang te zijn is voldoende. Dat creëert rust.
Hoe kom ik tot inspiratie van dit verhaal? Mijn zoon heeft voor school een eind opdracht waarin hij over zichzelf vertelt. Onze twee dochters hebben dit al gedaan en ik las een stukje uit de opdracht van Isabelle. ‘Mijn ouders vinden dat we ons eigen pad kiezen. Dat vind ik wel fijn want mijn ouders laten me ook vaak zelf kiezen.’ Dit schreef Isabelle na het jaar dat ik overleefde en in paniek raakte. Ze stond op het punt om haar eerste middelbare schooljaar te starten in Nijmegen. Wat betekende dat ze als 12 jarige elke schooldag alleen met de trein zou gaan reizen. En dat heeft ze gedaan. Met verve. Dat paniek jaar heeft mooie dingen opgeleverd. Waaronder ook het hervinden van mijn eigen waarde. Daarover vertel ik je alles in een ander verhaal.